De familiegeschiedenis kennen helpt om bepaalde gewoonten of eigenschappen van ouders en grootouders en anderen in de bloedlijn te begrijpen, waardoor je het kunt plaatsen en vrij kunt zijn. Dat is voor mij, sinds mijn opleiding in het contextuele gedachtegoed, geregeld in mijn aandacht, bij mijn eigen familie, maar ook bij mensen, die ik spreek.
Het onderwerp NSB is recent in mijn aandacht gekomen. En ja, dan lees ik een periode daar van alles over. Zo werkt dat bij mij. Andere thema’s verdwijnen dan even naar de achtergrond. Eerder las ik al een familiegeschiedenis waarin dit thema naar voren kwam. En toen ik weer verder inzoomde op dit thema kwam het boek “Daar praten wij niet over” in beeld. En dat boek heb ik nu net uitgelezen.

De beschrijving van een familiegeschiedenis in de vorm van een roman, is mooi. Het maakt verbinding tussen geschiedkundige feiten en de inkleuring van die feiten. De schrijfster, Milou van Beek, heeft zelf ook te dealen met deze geschiedenis. Zij is de achterkleindochter van een man, die in de jaren ’30 toetrad tot de NSB. Ze volgt in haar boek de ervaringen van zijn oudste dochter, haar oma. Die keuze van hem had grote gevolgen voor de generaties die na hem kwamen. Maar die keuze van hem kwam ook niet uit het niets. Was het een slechte man? Mag of kun je zoiets van een voorouder zeggen? Ik denk het niet. Begrijpen is beter dan veroordelen.
Het verhaal begint met een beschrijving van de schrijfster zelf bij een sessies over familieopstellingen. Grappig, want daar heb ik ook juist een boek over gelezen. Daar schrijf ik later wellicht nog eens wat over. Maar met de link daarnaar is mijn verlangen het boek verder te lezen, gewekt. En ik moet echt mijn best doen om door de vele verdrietige ervaringen van de gezinsleden heen te komen. In de praktijk heb ook vaak genoeg nare dingen om aan te horen, maar daar kan ik dan actief wat mee. Ik kan dan met empathie naast de betreffende persoon staan. In een uitgegeven boek lees ik het verhaal zonder dat ik empathie kan tonen aan hen over wie het gaat. Hun pijn (door onrecht, door gemis van affectie, door ervaren afwijzing, niet ten volle kunnen vertrouwen) raakt me. Het zet mensen zo klem. Dat is zo triest. En het vraagt zoveel moed om de ervaringen niet langer levensbepalend te laten zijn.
Het boek is een verrijking voor me. Het geeft opnieuw een beeld van hoe families – zonder woorden- gezamenlijk besluiten kunnen nemen over andere familieleden. Bijvoorbeeld hen buiten te sluiten. Over hen wordt niet gesproken. Het effect is dat zijzelf daardoor minder vrij kunnen zijn. Ze houden anderen emotioneel op afstand, ze zijn eenzaam. Er ontstaat verbittering. Ze kiezen niet voor wat goed voor hen is, maar ze nemen genoegen met het minste. Dat betekent rijk zijn, maar (emotioneel en soms ook financieel) arm leven. En daar is het leven toch niet voor bedoeld.